Afristen : Druiven afristen van de tak. Deze bewerking wordt tegenwoordig mechanisch uitgevoerd. Aftappen : Bewerking waarbij de heldere wijn wordt gescheiden van het bezinksel. Alcohol : Om 1% alcohol te verkrijgen is ongeveer 20 gram suiker nodig. Alcohol is de basis van de wijn, die het mogelijk maakt de wijn te bewaren. De smaak van alcohol mag echter nooit overheersen! Alcoholgraad : Sinds 1980 wordt de alcoholgraad aangeduid als percentage zuivere alcohol in de wijn. Alcoholische gisting : Omzetting van suiker in alcohol en koolzuurgas. Kijk ook bij "wijn maken". AOC : Appellation d'Origine Contrôlée. Kijk ook bij "kwaliteitsindeling van wijn". Aroma : Het aroma, grotendeels afkomstig van de druif, omvat het geheel van afzonderlijke geuren. Een deel van het aroma verdwijnt gedurende de gisting en door verloop van tijd. Door de aroma’s kennen we fruitige wijnen, aardse wijnen (met de smaak van champignons, struikgewas, tuinaarde, herfstbladeren), specerijen wijnen (aroma’s van kaneel, kruidnagel, zwarte peper en Indische specerijen), kruidige wijnen (munt, hooi, rozemarijn, Provençaalse kruiden...). Assemblage : In één kuip verschillende wijnen samenvoegen, die elk afzonderlijk zijn gemaakt uit verschillende druivensoorten. Azijn : In de natuurlijke ontwikkeling van het druivensap is de wijn slechts een tussenstap bij de ontwikkeling naar azijn. Wijn kan zelfs deze stap overslaan en direct azijn worden. Kijk ook bij "Azijn".
Balans : Dit is een aanwijzing voor de onderlinge verhoudingen in de wijn van vier componenten: alcohol, zuurgraad, suiker en droge extracten. Een wijn is in balans als geen van deze karakteristieken overheerst. In het algemeen is een wijn evenwichtig als de harde kant en zachte kant gelijkwaardig zijn. Bezinksel (1) : Depot met een gelige kleur die aan het eind van de gisting ontstaat door afgestorven gistcellen. Bezinksel (1) : Vaste reststoffen na het aftappen van het sap. Dit bestaat uit takken en steeltjes, druivenschillen en druivenpitten. Deze reststoffen kunnen worden gedestilleerd om "eau de vie" te maken. Body : Dit geeft de totale indruk van de wijn weer. Wijnen hebben weinig body, middelmatige body of veel body, afhankelijk van de "dikte" van de wijn. Bouquet : Het bouquet omvat alle verschillende geuren van een wijn. Bij jonge wijnen wordt gesproken van aroma, bij oudere wijnen van bouquet. Een krachtig bouquet wordt ook wel aangeduid met "een volle neus"..
Coöperatie : Een kelder die gemeenschappelijk wordt bestuurd door een groep wijnboeren. Ongeveer 30% van de Franse wijnproductie wordt voortgebracht door meer dan 1.000 coöperaties. Cru bourgeois : Kwaliteitsaanduiding in de Bordeaux streek. Kijk ook bij "Kwaliteitsindeling van wijn". Cru classé : Kwaliteitsaanduiding voor de beroemde châteaux in de Bordeaux streek. Kijk ook bij "Kwaliteitsindeling van wijn / Crus classés".
Decanteren : Overbrengen van de wijn uit zijn fles in een karaf om de wijn te scheiden van het bezinksel en om zuurstof toe te voegen, waardoor de aroma’s vrijkomen. Droog : Witte wijn, die weinig suiker bevat (1 tot 9 gram per liter). Enten : Het proces waarmee de plant wordt gereproduceerd. Een wijntak wordt aangebracht op een wortelstok met de bedoeling een volledige wijnstok te ontwikkelen.
Gist : Eencellige micro-organismen (zwammen) die van nature voorkomen op de schil van de druif. Zij brengen de alcoholische gisting op gang en zijn onmisbaar bij de bereiding van wijn. Gulle wijnen : Volle en rijke wijnen die gemakkelijk hun smaak onthullen. Jaartal : Het jaar waarin de wijn gemaakt is. |